Liggeld: verschil tussen versies
Regel 7: | Regel 7: | ||
Alleen de gemeente gaat over ligplaatsen voor woonboten. De gemeente is dus gerechtigd om ligplaatsen aan te wijzen in water van provincie, rijk of waterschap naast het 'eigen water'. Rijk, waterschap en provincie kunnen namelijk geen woonbotenbeleid voeren. Hooguit kunnen die drie instanties zwaarwegende bezwaren opwerpen tegen het aanwijzen van ligplaatsen door de gemeente. Als die bezwaren steekhoudend zijn (bijv. nautisch of uit het oogpunt van waterhuishouding o.i.d) dan komen er geen ligplaatsen. Zijn de bezwaren niet zwaarwegend dan komen die ligplaatsen er wel. | Alleen de gemeente gaat over ligplaatsen voor woonboten. De gemeente is dus gerechtigd om ligplaatsen aan te wijzen in water van provincie, rijk of waterschap naast het 'eigen water'. Rijk, waterschap en provincie kunnen namelijk geen woonbotenbeleid voeren. Hooguit kunnen die drie instanties zwaarwegende bezwaren opwerpen tegen het aanwijzen van ligplaatsen door de gemeente. Als die bezwaren steekhoudend zijn (bijv. nautisch of uit het oogpunt van waterhuishouding o.i.d) dan komen er geen ligplaatsen. Zijn de bezwaren niet zwaarwegend dan komen die ligplaatsen er wel. | ||
− | Als je dit doortrekt naar het liggeld dan kun je stellen dat ook de gemeente de enige instantie is die 'liggeld' int. Als andere instanties namelijk geen woonbotenbeleid kunnen voeren dan kunnen ze dat ook niet op financieel gebied. Wij hebben uiteindelijk met succes de gemeente Groningen doen inzien dat het heffen van liggeld niet beantwoordt aan het gelijkwaardig behandelen van huis- en bootbewoners. Liggeld is namelijk een precariorecht en precario wordt opgelegd voor terrassen, uithangborden en meer van dat soort zaken. Dat heeft dus niets met wonen te maken. | + | Als je dit doortrekt naar het liggeld dan kun je stellen dat ook de gemeente de enige instantie is die 'liggeld' int of mag innen. Als andere instanties namelijk geen woonbotenbeleid kunnen voeren dan kunnen ze dat ook niet op financieel gebied. Wij hebben uiteindelijk met succes de gemeente Groningen doen inzien dat het heffen van liggeld niet beantwoordt aan het gelijkwaardig behandelen van huis- en bootbewoners. Liggeld is namelijk een precariorecht en precario wordt opgelegd voor terrassen, uithangborden en meer van dat soort zaken. Dat heeft dus niets met wonen te maken. In december 2012 vatte het ambtelijk stuk Wat er leeft in stad, concept 0.3 het kernachtig samen: ''Het gaat hier meestal om een kortdurend verblijf in Groningen'' of in mijn woorden: Passanten betalen liggeld, inwoners (roerende zaak)belasting. |
− | Bootbewoners moeten in beginsel dezelfde belastingen betalen als huisbewoners en daar hoort liggeld (of precario dus) niet bij. Vanuit deze redenering is RZB de enige logische en gerechtvaardigde vergoeding die de gemeente kan vragen voor het ter beschikking stellen van een ligplaats. | + | Bootbewoners moeten in beginsel dezelfde belastingen betalen als huisbewoners en daar hoort liggeld (of precario dus) niet bij. Vanuit deze redenering is Roerende Zaakblasting (RZB) de enige logische en gerechtvaardigde vergoeding die de gemeente kan vragen voor het ter beschikking stellen van een ligplaats. |
− | Nu kun je nog vragen of de ligplaats dan zelf niet een prijskaartje moet hebben. In de eerste plaats weten we sinds kort dat de WOZ-waarde waarop onze RZB-aanslag is gebaseerd ook de waarde van de ligplaatsvergunning behelst. Daarmee is de meerwaarde die de ligplaats levert dus al berekend. | + | Nu kun je nog vragen of de ligplaats dan zelf niet een prijskaartje moet hebben. In de eerste plaats weten we sinds kort dat de WOZ-waarde waarop onze RZB-aanslag is gebaseerd ook de waarde van de ligplaatsvergunning behelst. Daarmee is de meerwaarde die de ligplaats levert dus al berekend en belast. Een gemeente mag niet twee keer een belasting heffen voor hetzelfde. |
Soms wordt ook nog wel eens de mogelijkheid van erfpacht geopperd maar dat is wettelijk onmogelijk. Bij erfpacht gaat het tussen gemeente en pandeigenaar om een particuliere overeenkomst. De ligplaatsvergunningen zijn ondergebracht in een publiekrechtelijke regeling en dat maakt het onmogelijk om een privaatrechtelijke heffing op te leggen. | Soms wordt ook nog wel eens de mogelijkheid van erfpacht geopperd maar dat is wettelijk onmogelijk. Bij erfpacht gaat het tussen gemeente en pandeigenaar om een particuliere overeenkomst. De ligplaatsvergunningen zijn ondergebracht in een publiekrechtelijke regeling en dat maakt het onmogelijk om een privaatrechtelijke heffing op te leggen. | ||
− | Tenslotte: vaak wordt gesteld dat iemand die een huis koopt ook de grond moet betalen. Dat klopt. | + | Tenslotte: vaak wordt gesteld dat iemand die een huis koopt ook de grond moet betalen. Dat klopt. Dat betekent dus ook dat de grond in eigendom komt. Tot dusver is de gemeente niet van plan om ligplaatsen te verkopen en dus openbaar water in particulier eigendom te geven (levert oa. problemen op met vragen als wie verantwoordelijk is voor beschoeiing, baggeren etc.). Een reden daarvoor is juist dat de gemeente de controle over het openbaar vaarwater wil behouden. Dit houdt tevens in dat je op lange termijn nooit zeker bent van je ligplaats al heeft de gemeente zich verplicht om of een nieuwe ligplaats aan te bieden of je schadeloos te stellen. |
− | Naar aanleiding van een gesprek (in voorjaar 2012) met professor mr. dr. Herman Bröring, geïntegreerd bestuursrecht Rijksuniversiteit Groningen, werd duidelijk dat het [http://wetten.overheid.nl/BWBR0005288/geldigheidsdatum_23-04-2013#Boek5 Burgerlijk Wetboek 5] feitelijk onmogelijk maakt om openbaar (vaar)water in eigendom te krijgen. In artikel 20 lid 1d staat dat water dat in open verbinding staat met water op een ander erf niet als eigendom beschouwd kan worden. Artikel 21 geeft ook nog eens de beperkte | + | Naar aanleiding van een gesprek (in voorjaar 2012) met professor mr. dr. Herman Bröring, geïntegreerd bestuursrecht Rijksuniversiteit Groningen, werd duidelijk dat het [http://wetten.overheid.nl/BWBR0005288/geldigheidsdatum_23-04-2013#Boek5 Burgerlijk Wetboek 5] het feitelijk onmogelijk maakt om openbaar (vaar)water in eigendom te krijgen. In artikel 20 lid 1d staat dat water dat in open verbinding staat met water op een ander erf niet als eigendom beschouwd kan worden. Artikel 21 geeft ook nog eens de 'beperkte bruikbaarheid' van grond in eigendom aan. Artikel 27 zegt expliciet dat al het openbaar vaarwater geacht wordt eigendom van de staat te zijn of van het ''openbaar lichaam'', bijvoorbeeld gemeente, waterschap en provincie, dat dit water onderhoudt. In artikel 28 wordt dat nog aangevuld wat betreft het onderhoud. |
Ik vind het al met al dus raar dat de LWO al jaren verzuimt om op deze wijze voor die 1900 huurders van Domeinen op te komen....maar goed.....men kan zich niet overal mee bemoeien. Zou ik zelf op zo'n ligplaats terechtkomen dan zou ik zeker het juridische gevecht aangaan. | Ik vind het al met al dus raar dat de LWO al jaren verzuimt om op deze wijze voor die 1900 huurders van Domeinen op te komen....maar goed.....men kan zich niet overal mee bemoeien. Zou ik zelf op zo'n ligplaats terechtkomen dan zou ik zeker het juridische gevecht aangaan. | ||
− |
Versie van 23 apr 2013 om 11:45
Een toelichting over het begrip door Klaas Koetje.
Dit naar aanleiding van berichten in de media (4 feb 2011)
- Strop woonboten eigenaren op nu.nl
- Vara (Ombudsman) n.a.v. een brief van het LWO aan de tweede kamer
Alleen de gemeente gaat over ligplaatsen voor woonboten. De gemeente is dus gerechtigd om ligplaatsen aan te wijzen in water van provincie, rijk of waterschap naast het 'eigen water'. Rijk, waterschap en provincie kunnen namelijk geen woonbotenbeleid voeren. Hooguit kunnen die drie instanties zwaarwegende bezwaren opwerpen tegen het aanwijzen van ligplaatsen door de gemeente. Als die bezwaren steekhoudend zijn (bijv. nautisch of uit het oogpunt van waterhuishouding o.i.d) dan komen er geen ligplaatsen. Zijn de bezwaren niet zwaarwegend dan komen die ligplaatsen er wel.
Als je dit doortrekt naar het liggeld dan kun je stellen dat ook de gemeente de enige instantie is die 'liggeld' int of mag innen. Als andere instanties namelijk geen woonbotenbeleid kunnen voeren dan kunnen ze dat ook niet op financieel gebied. Wij hebben uiteindelijk met succes de gemeente Groningen doen inzien dat het heffen van liggeld niet beantwoordt aan het gelijkwaardig behandelen van huis- en bootbewoners. Liggeld is namelijk een precariorecht en precario wordt opgelegd voor terrassen, uithangborden en meer van dat soort zaken. Dat heeft dus niets met wonen te maken. In december 2012 vatte het ambtelijk stuk Wat er leeft in stad, concept 0.3 het kernachtig samen: Het gaat hier meestal om een kortdurend verblijf in Groningen of in mijn woorden: Passanten betalen liggeld, inwoners (roerende zaak)belasting.
Bootbewoners moeten in beginsel dezelfde belastingen betalen als huisbewoners en daar hoort liggeld (of precario dus) niet bij. Vanuit deze redenering is Roerende Zaakblasting (RZB) de enige logische en gerechtvaardigde vergoeding die de gemeente kan vragen voor het ter beschikking stellen van een ligplaats. Nu kun je nog vragen of de ligplaats dan zelf niet een prijskaartje moet hebben. In de eerste plaats weten we sinds kort dat de WOZ-waarde waarop onze RZB-aanslag is gebaseerd ook de waarde van de ligplaatsvergunning behelst. Daarmee is de meerwaarde die de ligplaats levert dus al berekend en belast. Een gemeente mag niet twee keer een belasting heffen voor hetzelfde.
Soms wordt ook nog wel eens de mogelijkheid van erfpacht geopperd maar dat is wettelijk onmogelijk. Bij erfpacht gaat het tussen gemeente en pandeigenaar om een particuliere overeenkomst. De ligplaatsvergunningen zijn ondergebracht in een publiekrechtelijke regeling en dat maakt het onmogelijk om een privaatrechtelijke heffing op te leggen.
Tenslotte: vaak wordt gesteld dat iemand die een huis koopt ook de grond moet betalen. Dat klopt. Dat betekent dus ook dat de grond in eigendom komt. Tot dusver is de gemeente niet van plan om ligplaatsen te verkopen en dus openbaar water in particulier eigendom te geven (levert oa. problemen op met vragen als wie verantwoordelijk is voor beschoeiing, baggeren etc.). Een reden daarvoor is juist dat de gemeente de controle over het openbaar vaarwater wil behouden. Dit houdt tevens in dat je op lange termijn nooit zeker bent van je ligplaats al heeft de gemeente zich verplicht om of een nieuwe ligplaats aan te bieden of je schadeloos te stellen.
Naar aanleiding van een gesprek (in voorjaar 2012) met professor mr. dr. Herman Bröring, geïntegreerd bestuursrecht Rijksuniversiteit Groningen, werd duidelijk dat het Burgerlijk Wetboek 5 het feitelijk onmogelijk maakt om openbaar (vaar)water in eigendom te krijgen. In artikel 20 lid 1d staat dat water dat in open verbinding staat met water op een ander erf niet als eigendom beschouwd kan worden. Artikel 21 geeft ook nog eens de 'beperkte bruikbaarheid' van grond in eigendom aan. Artikel 27 zegt expliciet dat al het openbaar vaarwater geacht wordt eigendom van de staat te zijn of van het openbaar lichaam, bijvoorbeeld gemeente, waterschap en provincie, dat dit water onderhoudt. In artikel 28 wordt dat nog aangevuld wat betreft het onderhoud.
Ik vind het al met al dus raar dat de LWO al jaren verzuimt om op deze wijze voor die 1900 huurders van Domeinen op te komen....maar goed.....men kan zich niet overal mee bemoeien. Zou ik zelf op zo'n ligplaats terechtkomen dan zou ik zeker het juridische gevecht aangaan.