Discussienota voor nieuw beleid en overleg met wethouder Van der Schaaf

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken


Op 28 oktober heeft het college van b&w de "Uitgangspunten ruimtelijk kader voor water" gepresenteerd, een soort discussienota voor de gemeenteraad over toekomstig gebruik van openbaar water in Groningen.

Deze discussienota moet gezien worden als de aanzet voor een vervolg op het project Wonen op het Water dat in 2013 is gestrand.

De nota heeft hier en daar een sturend karakter.

Een voorbeeld (p6):

"Dilemma: houden we vast aan een minimum aantal ligplaatsen of focussen we op kwaliteit ?"

Dit zijn twee zaken die niets met elkaar te maken hebben. Bovendien hebben we al meer dan 30 jaar de afspraak dat er geen sprake van een uitsterfbeleid mag zijn (integendeel !). Ligplaatsen opheffen hoeft geen probleem te zijn als ze elders maar gecompenseerd worden (lees meer)


Op 30 oktober heeft het WCG een overleg gehad met de betreffende wethouder Roeland van der Schaaf (Ruimte en Wonen).

Het was een plezierig gesprek, maar we blijven ons zorgen maken. De kans is groot dat de discussie toch weer zal gaan over de overdraagbaarheid van ligplaatsvergunningen en de herinvoering van liggeld. Natuurlijk eerst voor nieuwe gevallen, maar later ongetwijfeld ook voor bestaande gevallen al was het maar vanuit het oogpunt van gelijke behandeling.

Overigens komt de discussie over overdraagbaarheid van vergunningen door de aanstaande wetswijziging in een heel ander perspectief te staan omdat de ligplaatsvergunningen worden omgezet in omgevingsvergunningen. Dit besef lijkt bij de gemeente nog niet goed te zijn doorgedrongen. (lees meer)

Kernpunt lijkt te zijn dat vanuit de gemeente de vraag blijft bestaan of naast Roerende-zaakbelasting ook betaald moet gaan worden voor het gebruik van het water. Een zeer oude en zinloze discussie waar het WCG niet vrolijk van wordt. (lees meer).

De wethouder gaf aan bovenstaande vragen ook vanuit de gemeenteraad te verwachten. Het WCG betwijfelt dit omdat die vragen nooit eerder door de raad gesteld zijn. Zo is in 2001 door de gemeenteraad besloten dat Roerende-zaakbelasting de meest rechtvaardige oplossing was. Het WCG heeft het vermoeden dat deze vragen sinds decennia uitsluitend bij een klein deel van het ambtelijk apparaat leven.


In dit stadium kiest het WCG ervoor de ontwikkelingen af te wachten. Wellicht zal ook de gemeente inzien dat de discussie niet in de hier beschreven richting gestuurd moet gaan worden.

Het zal letterlijk niets opleveren. Behalve een hoop onrust.